DE OORLOG IN DE LUCHT

'His duty done'

 ('zijn plicht gedaan': opschrift op diverse grafstenen van geallieerde vliegers)

Al vanaf het begin van de oorlog kwamen er Engelse vliegtuigen over om doelen in Nederland en Duitsland te bombarderen. In 1942 namen de bombardementsvluchten naar het Duitse Rijk in hevigheid toe. De Duitsers probeerden zoveel mogelijk geallieerde toestellen neer te halen m.b.v. afweergeschut en nachtjagers. 

Voor de Hindelopers betekende het gebrom van de overkomende vliegtuigen een grote morele steun. Als ze echter hoorden dat er dichtbij een toestel in moeilijkheden verkeerde, wachtten ze in angstige spanning af hoe het nu weer zou aflopen. Enerzijds waren ze bang dat het toestel op een huis terecht zou komen of zou ontploffen, anderzijds waren ze erg begaan met het lot van de vliegtuigbemanning.

 In de omgeving van Hindeloopen zijn in totaal dertien toestellen in het IJsselmeer gestort. Daarbij zijn meer dan 52 vliegers van de Engelse, Amerikaanse, Canadese, Australische en Duitse luchtmacht omgekomen. Soms spoelden de lichamen van de piloten na kortere of langere tijd aan (menig ouder verbood zijn kind om in het IJsselmeer te zwemmen). Andere piloten worden tot op de dag van vandaag vermist. Enkelen konden worden gered, maar slechts één piloot wist uit Duitse handen te blijven. Op het kerkhof liggen thans nog elf Engelse, Canadese en Australische geallieerde vliegers begraven.

 Wanneer er een vliegtuig in de buurt van Hindeloopen in het IJsselmeer was gestort, voer de reddingboot C.A. den Tex uit om te gaan zoeken. De reddingboot is helaas altijd onverrichterzake van een zoektocht teruggekeerd. Soms vonden ze een plas olie op het water en wat kleine wrakstukken.

 Aan boord van de C.A. den Tex waren steeds één of twee E.H.B.O.-ers. De E.H.B.O.-ploeg, bestaande uit Willem Glashouwer, Coen van Meekeren, Jan Zweed en Thones Zweed, zorgde er ook op het land voor, dat de verongelukte vliegers werden geborgen. Vaak was identificatie niet meer mogelijk. De onderduiker van de familie Thones Zweed schrijft:

Als er een vliegtuig in de buurt werd afgeschoten, ging Thones erop af en haalde het lichaam of de lichamen op. De meest gruwelijke verhalen vertelde hij ons, zodat we hem vroegen deze dingen niet meer te vertellen.

Van de in zee verdwenen vliegtuigen werden nog wel eens onderdelen teruggevonden. Zo spoelde van het eerste gecrashte (Duitse) vliegtuig een wiel met een stuk van het onderstel aan bij het badpaviljoen.

 

Hessel Kuipers herinnert zich het volgende:

Op het IJsselmeerstrand spoelde regelmatig het één en ander aan. Vaak was dat al heel snel verdwenen. De politie kwam nogal eens op school om wat op te halen. Een klein voorbeeld ter verduidelijking.

Op een nacht, in december 1944, waren veel vliegtuigen overgekomen. Ook de nachtjagers waren actief geweest, getuige het vele schieten, veraf en dichtbij. Daar moesten zeker toestellen bij zijn verongelukt.

Twee oudere jongens uit de hoogste klassen van de lagere school waren om die reden al vroeg op onderzoek uitgegaan. En dat ze iets hadden gevonden, bleek al gauw. Vlak voor het badpaviljoen hadden ze een muts zien liggen met daarop bevestigd het embleem van een luitenant-vlieger. Ze hadden het embleem van de muts verwijderd en het mee naar school genomen. De muts lieten ze op het strand achter. Niet veel later werd de muts gevonden door de politie, die prompt op school verscheen.

 Hoewel er gedurende de oorlog vele toestellen in het IJsselmeer zijn verdwenen, hebben sommige van deze tragedies extra veel indruk op de Hindelopers gemaakt:

 Op 15 augustus 1941 zette de gezagvoerder van een ernstig beschadigde Wellington zijn toestel in de vroege ochtend ten westen van Workum op het water. Vijf bemanningsleden konden het wrak in een rubberboot verlaten. De piloot zat bekneld en zonk met het toestel naar de diepte. De bemanning werd in Workum aan land gebracht, waar ze werd opgewacht door de Hafenüber-wachung (Kustbewaking). Met behulp van een drijvende bok werd het wrak door de Duitsers gelicht, naar Hindeloopen vervoerd en gedemonteerd bij de leugenbank.

                                                                           

                                         De op 15 augustus 1941 gezonken Wellington werd door de Duitsers bij de leugenbank gedemonteerd.

Op de terugweg van een bombardement op Osnabrück in de nacht van 6 op 7 november 1941 werd een Hampden van de Royal Canadian Air Force boven de Zuidwesthoek aangevallen door een Duitse Messerschmitt. De piloot trachtte de aanval te ontlopen door steil naar beneden te duiken.

Nadat hij het vliegtuig weer had rechtgetrokken, merkte hij dat de cockpit vol rook stond. Hij gaf de bemanning het bevel zich klaar te maken om er uit te springen.

 Spoedig daarna merkte hij dat er geen brand was, maar dat de rook afkomstig was van het eigen geschut. Hij herriep zijn bevel, maar de navigator, sergeant B.W. Palastanga, 21 jaar oud, was er inmiddels al uitgesprongen. Het bevel was waarschijnlijk niet goed doorgekomen. Hij belandde ongelukkig genoeg in het IJsselmeer. Zijn lijk spoelde aan in Hindeloopen, waar hij werd begraven.

 In de nacht van 5 op 6 maart 1943 stortte een Britse bommen-werper, een Lancaster, vlakbij Hindeloopen in het IJsselmeer. Hij was geraakt op weg naar Duitsland. Halverwege het tweede en het derde hoofd, iets ten zuiden van Hindeloopen, spoelde de volgende morgen het stoffelijk overschot aan van de boordschutter, sergeant John Lewis Organ van de R.A.F., oud 23 jaar. Een maand later werd het lijk van de boordwerktuigkundige, sergeant Roy O.Ful-ton van de Royal Canadian Air Force gevonden. Beiden rusten hier op het kerkhof. Twee andere bemanningsleden werden elders begraven en van de andere drie ontbreekt tot nu toe elk spoor.

 Op 9 april, tegelijk met Roy Fulton, werd op het strand nog een stoffelijk overschot aangetroffen. Het slachtoffer werd ter aarde besteld als vlieger Dirxs van de Canadian Air Force. Na de oorlog bleek er in de dossiers van de geallieerde luchtmacht geen vlieger met die naam voor te komen. Bij heridentificatie door een Amerikaanse arts werd vastgesteld, dat het een Amerikaanse vlieger betrof. Hij is vervolgens herbegraven op de erebegraaf-plaats Margraten.

 

                                                        

Graven van drie geallieerde vliegers met eenvoudige houten kruizen. V.l.n.r.: J.L. Organ, F.E. Fulton en Dirxs.

 In de vroege morgen van 14 mei 1943 werden drie Canadese vliegers gered bij het wrak van hun neergekomen Wellington. De piloot en de staartschutter waren omgekomen. In 1965 zijn enkele wrakstukken geborgen door een visser.

 Iege Blom vertelt over het oppikken van de vliegers het volgende:

Mijn broer Rein, Hendrik Valk en ik waren vlak bij de Afsluitdijk aan het vissen. Er waren daar meer vissers aan het werk. Het was wat grijs over het water, je zag niet veel.

Toen het eindelijk een beetje begon te dagen, hoorden we opeens een fluitje. Rein zag een klein, geel rubberbootje en zei: "Wat doen die lui hier nou in zo'n klein bootje?" Spoedig kregen we in de gaten, dat het vliegeniers waren, die met dat fluiten onze aandacht probeerden te trekken. We haalden nog snel een parkje en voeren toen naar het rubberbootje. Maar Gauke Bootsma en zijn jongens waren eerder klaar met halen en zij pikten de vliegers op.

 Het zicht werd steeds beter en opeens zagen we op de ondiepten van de middelgronden een vliegtuig op de golven dobberen. Op de vleugels lag een vent die duidelijk gewond was. Gauke Bootsma kwam met de twee opgepikte mannen bij ons en vroeg of één van ons met hem mee wilde als getuige. Een neef van de Bootsma's zat namelijk in Hoorn gevangen, omdat hij zes vliegeniers had opgepikt terwijl de Duitsers beweerden dat het er zeven moesten zijn. Zodoende stapte ik bij hem aan boord.

 Gerke Mulder haalde de gewonde vlieger van de vleugel. Zijn gezicht bleek vol glassplinters van de cockpitramen te zitten. Wiebe Mulder, die wat Engels sprak, hielp hem daarbij. De vlieger riep blij: "You see me, you see me!" Wij spraken geen woord Engels, maar waren toch wel benieuwd hoe lang zij daar hadden gezeten. Ik weet nog, dat Jan Bootsma de wekker nam en op de klok wees. Ondertussen maakte hij de geluiden van een neerstortend vliegtuig. Het bleek, dat het toestel 's avonds rond 23.00 uur was neergekomen. Wij kwamen daar 's morgens rond 7.00 uur.

 Natuurlijk werden we in Hindeloopen door de Duitsers opgewacht. De vliegers werden naar De Zwaan (thans De Hinde) gebracht. De Duitsers wilden de gewonde zonder verzorging meenemen. Iemand zei echter: "Die gewonde man neem je zo toch niet mee, met allemaal glas in zijn gezicht? Die moet eerst geholpen worden". De burgemeester heeft dat voor elkaar gekregen.

Van één van de vliegers heb ik het fluitje gekregen. Dat heb ik al die jaren goed bewaard. Was het mistig weer geweest en waren we alleen geweest, misschien hadden we dan een kans gehad ze uit de handen van de Duitsers te houden.

 Sierd de Boer meent zich te herinneren, dat dokter Wiersma uit Koudum de glassplinters uit het gezicht van de gewonde vlieger heeft verwijderd. Hij gebruikte daarbij het biljart als operatietafel.

 Van de oploop op de haven hebben Sierd en zijn vader op dat moment trouwens handig gebruik gemaakt. Zij hielden in hun boerderij een varken. De boerderij lag pal achter De Zwaan, waar op dat moment wel zo'n twintig Duitsers bezig waren met de vliegers. Het lag in de bedoeling het beest -natuurlijk illegaal- de volgende dag te slachten. Haye vond echter, dat het geschikte moment nu gekomen was en stuurde zijn zoon naar Pieter de Boer.

 Pieter kwam onmiddellijk, beladen met het schietmasker en de messen. Het varken had echter zijn eigen gedachte over zijn naderende einde en slaagde erin het schietmasker te ontlopen. Pieter sprong op de rug van het in paniek geraakte dier en riep: "Geef me een mes." Al rijdend op het arme varken slaagde hij erin het de genadesteek toe te brengen, voordat het kabaal argwaan kon wekken. Het vlees werd later, verstopt in melkbussen, in Hindeloopen verspreid.

 

In de nacht van 12 op 13 juni 1943 verdween in het noordelijk deel van het IJsselmeer een Lancaster. Hij was op de terugweg van Bochum. De radiotelegrafist-boordschutter G.R. Sugar van de R.A.F., oud 22 jaar, werd in Hindeloopen begraven. Vier bemanningsleden zijn omgekomen, van de andere drie is niets bekend. De reddingboot bracht 's middags een rubbervlot, een paar leren handschoenen en enkele stukjes wrakhout aan land.

Tijdens een tocht naar Berlijn stortte in de nacht van 21 op 22 november 1943 een Halifax van de R.A.F. in het IJsselmeer. Drie bemanningsleden spoelden aan, van de overige vier is niets bekend. In Hindeloopen is de radiotelegrafist, sergeant A.B. Springett, 23 jaar oud, begraven.

 Op de terugweg van een raid op Maagdenburg viel in de nacht van 21 op 22 januari 1944 een Lancaster van de R.A.F. in het noordelijk deel van het IJsselmeer. Vier bemannningsleden van het toestel spoelden later aan. Flightsergeant W.H. Chapman ligt te Hindeloopen begraven. Hij was in dienst van de Royal Australian Air Force en is 26 jaar geworden.

 Op 9 april 1944 was de Amerikaanse luitenant R.H. Dettre op zijn eerste operationele vlucht in een Ligthning onderweg naar Duitsland. Opeens verdween zijn machine zonder aanwijsbare oorzaak uit de formatie. Hij schoot met draaiende motoren recht naar beneden.

 Hoe dit verder afliep vertelt Hessel Kuipers:    

Op eerste Paasdag, 9 april 1944, vierde ik met Johannes Kampen de verjaardag van Jelle Feenstra bij hem thuis op de boerderij.   's Middags gingen wij eieren zoeken. De eieren konden wij bij de bakker ruilen voor koek, die er bij ons altijd wel in ging.

 Terwijl we druk bij de slootkanten aan het zoeken waren, klonk er plotseling een vuurstoot van, naar wij dachten, een machine-geweer. Meteen gierde er een vliegtuig over ons heen, dat rokend tussen Schuilenburg en Molkwerum in zee verdween. Amper van de schrik bekomen zagen wij een groot pak uit de wolken vallen. Wij durfden er eerst niet heen te gaan. We hadden gehoord, dat sommige parachutes niet open gingen en waren bang een te pletter geslagen piloot aan te zullen treffen. Het pak bevatte echter een rubberboot, een cape en een zuurstoffles.

Ondertussen waren veel Hylpers op pad gegaan om maar niets van dit gebeuren te missen. Eeltje Fokkes de Boer, die vaak met zijn paard en wagen het vervoer voor de E.H.B.O. verzorgde, was op zijn transportfiets als eerste bij ons en nam na overleg alles mee. Wij hadden ook nog een map met papieren gevonden, waarover de onderduiker Jan Wouters zich ontfermde. "Hij wist er wel weg mee", zei hij.

 In de in het land staande hekken en palen bleken veel fijne aluminiumsplinters te zitten. Wij hebben mazzel gehad, dat wij dit avontuur konden navertellen.

 Ondertussen kwam er nog iets uit de wolken zakken. Het was een aan zijn parachute bungelende vliegenier. Wij namen aan, dat het de piloot was. Hij zweefde over slootjes en over de Indijk heen en kwam precies voor de vensters van boerderij De Kamp van Tjitte Folkertsma aan de grond. Hij ontdeed zich bliksemsnel van zijn parachute, schopte zijn laarzen uit en met hulp van anderen verdween hij over de spoorbaan in het riet van de Haanmeer.

Niet alleen de inwoners van Hylpen, maar ook een groep Duitsers van 'it Tontjen', die alles hadden zien gebeuren, waren er snel bij. De vlieger werd echter niet gevonden.

 Veel inwoners van Hylpen wilden graag een koord of een stuk doek van de parachute mee naar huis als souvenir. Jurjen Sluis, bij de anderen beter bekend als 'Nunke' en lid van de luchtbescherming, stak daar evenwel een stokje voor. Hij meende dat de boer zo al genoeg last zou krijgen.

 Weldra verschenen ook de Grünen, meestal felle nazi's, uit Leeuwarden, die de hele boerderij op zijn kop zetten. Ze vonden niets. Gelukkig zag de burgemeester kans om de spinnijdige Duitsers te kalmeren. Ze vertrokken zonder kwaad te hebben aangericht.

 De reddingboot C.A. den Tex vond van het toestel slechts een benzinetank en een stukje rubber terug. Alhoewel het IJsselmeer ter plaatse zeer ondiep is, was het vliegtuig totaal verdwenen. De ondergrondse heeft zich uiteindelijk over Dettre ontfermd en hij heeft de oorlog overleefd.

 Tijdens de laatste bombardementsvlucht van de Luftwaffe op Engeland in de nacht van 3 op 4 maart 1944 stortte een Junkers Ju 88 bij Hindeloopen in het IJsselmeer. De vier bemanningsleden kwamen hierbij om het leven. Officier E. Hafels (eerst geïdentificeerd als H. Müller), 21 jaar oud, spoelde in Hindeloopen aan en werd hier op het kerkhof, aan de kant van het museum, begraven. Hij is later overgebracht naar het kerkhof in IJsselsteyn.

 In de herfst van 1942 begon de R.A.F. met storingsvluchten boven het vijandelijke gebied. Ze wilden het Duitse transportsysteem zoveel mogelijk saboteren. Daartoe schoten ze van de treinen bij voorkeur de locomotieven kapot. Voordat een trein onder vuur werd genomen, vloog de jager eerst een keer laag over de trein om het personeel te waarschuwen. Vervolgens bleef hij boven de trein cirkelen, totdat de passagiers waren uitgestapt en dekking hadden gezocht. Daarna werd de locomotief doorzeefd.

 Op 13 april 1943 beleefden enkele treinpassagiers uit Hindeloopen een angstig avontuur. De personentrein Leeuwarden-Stavoren stopte zomaar ineens ergens tussen Workum en Hindeloopen. Nadat de conducteur was uitgestapt om poolshoogte te gaan nemen, vond hij de machinist en de stoker onder de locomotief liggen. De machinist vertelde, dat er een Mustang recht op de locomotief was afgekomen om die te beschieten. Hij had meteen de trein stilgezet en had dekking gezocht op het slechtste plekje dat je in zo'n situatie bedenken kon: onder de locomotief. De Mustang veranderde gelukkig van gedachten en de trein kon onbeschadigd zijn reis vervolgen. De passagiers hoefden de trein niet te verlaten.

 Behalve vliegtuigen, kwam er ook wel eens wat anders uit de lucht vallen. Hessel Kuipers: 

Op het strand of in de landerijen werden wel doosjes met toffees gevonden, al dan niet doorweekt. Het strooigoed was bedrukt met het laatste oorlogsnieuws of met een cartoon in sinterklaassfeer met Adolf Hitler als lijdend voorwerp. Het uitgooien van dit strooigoed was bedoeld als afleidingsmanoeuvre. Men kon er van uitgaan, dat de Duitsers gemerkt hadden dat een vreemd vliegtuig twee of drie keer laag was komen overvliegen. Dit vliegtuig was vervolgens gekeerd en had een wapeninstrukteur met zijn materiaal gedropt. Het uitgooien van snoep diende als camouflage voor de werkelijke dropping.

Er ontstond al gauw een levendige

ruilhandel in deze snoepwikkels.

 Engelse vliegtuigen gooiden ook in het Nederlands gestelde pamfletten boven land uit. Hierin waarschuwden ze tegen de Duitse voornemens. Later werden volledige krantjes gedropt zoals de Wervelwind en de Vliegende Hollander. Ook werden er negatieven afgegooid. Drukte men die af, dan kreeg men een foto van Prinses Juliana met de kleine prinsesjes. Al dit materiaal circuleerde ook in Hindeloopen, maar het bezit en het verspreiden ervan was strafbaar.

 Om de actieradius van de geallieerde vliegtuigen te vergroten werden er zgn. droptanks onder de vleugels gemonteerd. De benzine uit deze tanks werd het eerst gebruikt. Waren ze leeg, dan werden ze losgegooid, nadat ter waarschuwing eerst een mitrailleursalvo was gegeven. Vaak zat er nog een restje benzine in de tanks. In Hindeloopen kwam eens zo'n droptank de haven binnendobberen, een flinke plas benzine over het water verspreidend. 'Tênder' Haagsma hield de mensen zoveel mogelijk op een afstand terwijl hij waarschuwde: "Klaere benzyne!"

 Bij een luchtgevecht gooiden de geallieerden vliegtuigen soms hun bommen af om zo aan wendbaarheid en snelheid te winnen. Zo is er een bom terechtgekomen in de buurt van de spoorbrug bij Gerlof van Dijk. Ook zijn er bommen ontploft bij de boerderij van Cnossen op de Lange Leane. Een grote wolk grond en zand kwam omhoog; twee flinke kraters waren het gevolg, maar de boerderij bleef gespaard.

 Gaasterland was het gebied bij uitstek voor de dropping van wapencontainers. De wapens waren bestemd voor het verzet en werden door de R.A.F. aangevoerd uit Engeland. De containers kwamen niet altijd op de juiste plaats terecht. Achter de boerderij van Meindert de Boer op de Lange Leane zijn ook eens 12 containers terechtgekomen. De Duitsers hielden op grote afstand de containers meer dan en week in het oog. De bevolking van Hindeloopen was gewaarschuwd -waarschijnlijk door het verzet- bij de lading weg te blijven. Toen uiteindelijk niemand de containers kwam halen, zijn ze door de Duitsers weggehaal